In het hart van de Afrikaanse savanne ontvouwt zich een verboden liefdesverhaal. Een bloedmooie schoonheid met een witte huid bevindt zich ondergedompeld in de rauwe, oer-passie van een jonge zwarte hengst. Het contrast tussen hun huidskleur is een grimmige herinnering aan de raciale kloof die hen dreigt uit elkaar te scheuren. Maar hun verlangen naar elkaar is te sterk om weerstand te bieden. De blonde verleidster geeft zich over aan haar oerdrang, geeft toe aan het bedwelmende ritme van hun liefdesspel. Hun lichamen bewegen in perfecte harmonie, hun gekreun galmt door de dichte jungle. Als hun passies het hoogtepunt bereiken, worden ze vergezeld door nog twee ebbenhouten krijgers, die hun verboden genot willen delen. Het meisje, gestreept en ontbloot, kan alleen maar genadeloos en onweerstaanbaar overgaan in de meedogenheid, is giftig en bedwelmend door het verboden gevaar, de raffe liefde van de oerliefde, de grove liefde voor alle soorten.